De provincie Zuid-Holland beschermt haar historisch en archeologisch erfgoed.

De provincie Zuid-Holland beschermt haar historisch en archeologisch erfgoed.

De provincie Zuid-Holland beschermt haar historisch en archeologisch erfgoed.

De provincie Zuid-Holland beschermt haar historisch en archeologisch erfgoed.

Terug naar overzicht

De sneeuwhaas (Lepus timidus)

7 september 2020

Een van de oudste vondsten in het provinciaal archeologisch depot is het bekken van een sneeuwhaas. Die komt hier nu niet meer voor. Onze sneeuwhaas is ook op grote diepte gevonden (tussen 16 en 18 meter) bij de aanleg van de Sophiatunnel in het millenniumjaar 2000 (bij Zwijndrecht) als onderdeel van de Betuwespoorlijn. Te midden van tijdgenoten als de mammoet, de wolharige neushoorn en het oerpaard. We hebben het dan over de laatste ijstijd, die ons land mee maakte: het laatglaciaal tussen 9.000 en 14.700 jaar geleden. Op het bekken zijn geen knaag- vraat- en/of snijsporen aangetroffen. Verdere skeletelementen ontbreken, omdat het bekken via een zandzuiger omhoog is gekomen.  Voor de uiteindelijke determinatie zijn maar liefst 4 deskundigen geweest die naar het bekken gekeken hebben, omdat sommige dieren elkaar qua grootte weinig ontlopen. Een determinatie leek aanvankelijk uit te komen op een botfragment van een otter of haas. Na uitgebreide bestudering trokken de deskundigen de conclusie dat het toch echt om een bekken van een sneeuwhaas moest gaan. Het betreft een bijzondere vondst, omdat botten van kleine of middelgrote zoogdieren uit de ijstijd maar zelden worden aangetroffen.

De Noordzee lag toen droog. Je kon van hier naar Engeland lopen en de Thames was nog een zijrivier van de Rijn. Weliswaar bereikte de poolkap ons land net niet, maar de grond was permanent bevroren en er waaiden ijzige winden over de vlakte. Onze voorouders bewoonden ook al dit gebied. Het zijn nomadische jagers, vissers en verzamelaars op de overgang van de oude steentijd naar de midden steentijd. Mogelijk behorend tot de Federmessergroep, zo genoemd naar hun ‘zakmesachtige’ vuurstenen mes klingen, of een vergelijkbare cultuur. 

De bevolkingsdichtheid van Nederland zal niet meer dan 500 mensen zijn geweest. Het waren pioniers afkomstig uit zuidelijker streken. Onderling hadden de verschillende groepen contacten, waarbij zij pijlen ruilden. Dat zien we aan de cultureel verschillende soorten pijlspitsen in hun bezit. Noord Amerikaanse indianen ruilden onderling ook, evenals de Zuid Afrikaanse San. De ruilcontacten hebben een actieradius tussen de 60 en 100 km, wat zo’n beetje de straal was waarbinnen men zijn grondstoffen bij elkaar zocht.

Bij voorkeur woonde men op een markante plek in het landschap met een goed uitzicht, waar rendierkuddes met een hoge mate van voorspelbaarheid langs trokken in de lente en herfst. Behalve op rendieren werd er ook gejaagd op hertachtigen, sneeuwhoenderen, (sneeuw)hazen, paarden, eenden, ganzen en vissen als de snoek. De rendierspecialisatie was dus niet absoluut.

Vuursteen werd gebruikt om vuur mee te maken (in combinatie met pyriet) en gebruiksvoorwerpen als spitsen, krabbers, stekers en boren.  Soms kan men bij een opgraving vaststellen dat een meester vuursteenbewerker en een leerling, vaak vader en zoon, aan het werk zijn geweest. De aanwezigheid van moeder kan worden afgeleid van de krabbers om huiden mee schoon te maken. 

Gekookt werd er in vuurkuilen met platte zandstenen platen om het vlees op te roosteren. Aan die vuurkuilen kunnen we nu nog zien dat wind vaak uit het westen kwam. Gewoond werd er in ronde tenten van dierenhuiden, die onderaan met stenen werd vastgezet. Dat kunnen we zien aan de tent-‘ringen die de achtergelaten stenen samen vormen. En aan het eind van de laatste ijstijd was onze grote vriend, de hond, er ook al. Het was dus ergens daarvoor gelukt om de wolf tam te krijgen. 

De sneeuwhaas sprong in deze tijd ook rond op Nederlandse bodem en had een gewicht van circa 5 kilo. Zijn dieet bestond uit het eten van twijgen, knoppen, schors en bessen. Uiteindelijk is het dier gestorven en na vele duizenden jaren heeft het bekken zijn weg gevonden naar het provinciaal archeologisch depot. 

 

Klik hier om de sneeuwhaas te bekijken.

 

Bronnen:

Stapert, D. 2005. Het laat-paleolithicum in Noord-Nederland. In Deeben, J. et al. (red), De steentijd van Nederland, Archeologie 11/12. Meppel: Stichting Archeologie.

Terug naar overzicht