24 juli 2019
Deze sojafles is in de gracht van Huize Arentsburgh aangetroffen. Sojasaus is inmiddels een bekende toevoeging aan onze keuken en werd al vroeg in de 18e eeuw verscheept naar Nederland. Het werd speciaal geïmporteerd uit Japan, waar Nederland goede handelscontacten mee had via de VOC. Naast deze intacte fles is er nog een fragment van een tweede exemplaar in dezelfde gracht gevonden, waar nog resten sojasaus op zijn aangetroffen.
De handel tussen Nederland en Japan gaat terug tot aan het begin van de 17e eeuw. In de jaren 1620-1640, na ongeveer een eeuw van intensieve handel met Portugal, besloot de nieuwe Japanse regering het land volledig te isoleren van de buitenwereld. De Nederlandse VOC kreeg het alleenrecht om via het kunstmatig aangelegde eilandje Deshima handel te drijven tussen 1641 en 1859. Soja en sojasaus was in de 18e en 19e eeuw een geliefd exportproduct, waarvoor speciaal dit soort flessen werd gemaakt. Ten tijde van Dejima had Nederland zelfs het handelsmonopolie op sojasaus. De lokale inkopers werden aangeduid met de term Compradoon (“koper,” naar het Portugese comprador) Decina. Dit zien we terug in de afkorting “CPD” die onder op de fles is gestempeld.
Het valt direct op dat de fles het label “JAPANSCHZOYA” bevat, maar dan in spiegelbeeld. Dit komt door het gebruik van sjablonen, om het maak- en labelproces van de flessen te vereenvoudigen. Japanse pottenbakkers waren niet altijd bekend met het westerse alfabet, en zo kon het gebeuren dat ze de sjablonen verkeerd om hielden bij het labelen. Een unieke vondst is het trouwens verder niet: In Arnhem, bijvoorbeeld, zijn bij opgravingen aan de Rijnkade maar liefst meer dan 80 van dit soort flessen gevonden. Die zijn gedateerd, onder andere op basis van bijvondsten, in de jaren 1890–1900.
Sojasaus wordt in Azië veel gebruikt en is ook daarbuiten erg populair geworden. De saus wordt gemaakt van gefermenteerde sojabonen met geroosterd graan, waar water en zout aan wordt toegevoegd. Om zo’n vloeibare saus goed te kunnen vervoeren, moest de fles waterdicht zijn. Dat deden de pottenbakkers door de klei op hoge temperaturen te bakken, zodat de kleideeltjes aan elkaar smelten. Dit soort aardewerk noemen we ook wel steengoed.