19 april 2019
In de collectie van het archeologisch depot van de Provincie Zuid-Holland bevindt zich een rechthoekig fragment van een stuk aardewerk dat voorzien is van gaten en aan de voorzijde rijkelijk versierd. Waar werd dit object voor gebruikt?
Het gaat om een rechthoekig fragment van een zogenaamde stoof. De stoof is tijdens archeologisch onderzoek aan het Spinhuispad te Schiedam in een gedempte sloot met vondstmateriaal uit de zeventiende eeuw en latere datum gevonden. Het in Schiedam gevonden stooffragment is gemaakt van dezelfde kalkrijke, geelbakkende klei als de bekende Friese ‘geeltjes’’, welk type bakstenen vanaf het midden van de zestiende eeuw vooral in Harlingen werden geproduceerd en in mindere mate in Makkum. Eind zestiende eeuw maakte Harlingen een stormachtige ontwikkeling door als zeehaven met onder meer export van diverse eigen producten, waaronder die van grofkeramische waar. Vanuit Harlingen verscheepte grofkeramische producten werden niet alleen via de Zuiderzee westwaarts naar Hollandse plaatsen vervoerd, maar vooral ook noordoostwaarts richting de Duitse Bocht en verder.
De aardewerk stoof uit circa 1600 heeft een nogal kleine opening voor een verwarmingsbron. De stoof is hierdoor ongeschikt om er een vuurtest in te schuiven. Wel is het mogelijk om met een haardtang bijvoorbeeld stukjes gloeiende houtskool of turf in de stoof te deponeren. Houtskool veroorzaakt echter roetaanslag en dit is bij de stoof niet waarneembaar. Turf als warmtebron is wel goed mogelijk. Hout als brandstof was rond 1600 in onze streken al grotendeels verdrongen door turf.
De stoof als verwarmingsbron was een specifiek vrouwenattribuut. Roemer Visscher beschrijft in zijn emblematabundel Sinnepoppen uit 1614 op satirische wijze de concurrentie tussen de stoof en de vrijer waar het gaat om het gerieven van de vrouwen. In toenmalige christelijk-humanistische geschriften over de echtelijke taakverdeling werd gepropageerd dat het huis bij uitstek het domein van de vrouw was met bijbehorende verantwoordelijkheden. Het huwelijksleven zelf werd beschouwd als één van de natuurkrachten waarin Gods werken zich manifesteerden als onderdeel van de door Hem geschapen orde.
Inventarisnummer 30275
Bronnen: H. van Gangelen, ‘’Het liefje der dames, Friese grofkeramische voetstoven uit circa 1600’’, Vormen uit vuur 239 (2019),pp 34-43